[ Kattenspul ]
 Home * Fay † * Gracy † * Fluffy † * Csabor * Ons verhaal * Links

 

 

Fay en Gracy's verhaal

In 1998 kocht ik 2 Maine Coons. We hadden vroeger altijd honden gehad, maar honden waren voor mij geen optie, omdat ik de hele dag van huis was. Ik besloot om eens te gaan nadenken over de aanschaf van katten, te meer omdat ik katten erg leuk vond. Toen ik nog thuis woonde, wilde m'n vader nooit katten. Hij haatte ze. Enfin, het werd me al snel duidelijk dat het niet zo goed is om alleen maar 1 kat in huis te hebben, en dat je er beter 2 kon nemen. Na allerlei afwegingen besloot ik om te gaan voor raskatten. In eerste instantie dacht ik aan Noorse Boskatten, omdat ik het woeste uiterlijk van die katten zo mooi vind. Na wat leeswerk kwam ik erachter dat er nog een ander ras was met een dergelijk 'woest' uiterlijk: de Maine Coon. Qua karakter leken ze meer bij mij te passen dan de Noorse Boskat. Ik wilde dolgraag een brown tabby en ook een 'lapjespoes' leek me heel leuk. Via de kittenbemiddeling van de rasclub kreeg ik wat adressen. In die tijd zaten slechts een handjevol fokkers op Internet, en bovendien was de Maine Coon nog niet zo populair als nu, en waren er niet zo heel veel fokkers. Ik heb toen twee catteries bezocht die een nestje hadden met de kleuren die ik wilde. Het was niet precies wat ik zocht, maar bij de derde cattery was het raak. Er liep een brown tabby poesje rond waar ik meteen verliefd op werd. En niet alleen op haar, maar ook op een van haar zusjes. Een blue tabby poesje. Een blauwe kleur vond (en vind) ik niet erg aantrekkelijk. Persoonlijke smaak. Maar haar karakter had me ingepalmd. En zo kwamen enkele weken later beide dames, die ik Fay en Gracy noemde, m'n kant op.

Vrij snel daarna leerde ik m'n huidige vriend kennen, die ook helemaal weg was van deze mooie katten. Twee jaar later gingen we samenwonen, en na een tijd besloten we om er een derde Maine Coon bij te nemen. In 2003 kwam Fluffy, een kleine rooie tornado, ons huis onveilig maken. M'n vriend wilde dolgraag een rooie, en we kwamen via de fokker van Fay en Gracy terecht bij een cattery in Duitsland, waar ze op dat moment volop 'in het rood' zaten en waar de fokker van Fay en Gracy niet lang geleden een prachtige rode dekkater had aangekocht. We waren meteen verliefd op de vader van een van de nesten, en toen we er gingen kijken zagen we een klein dametje dat erg op haar vader leek.

Fluffy kwam bij ons in huis, en alles ging uitstekend, dachten we. Tot in juni 2007. Ik kwam 's ochtends de woonkamer binnen en Gracy lag dood op de grond. Zomaar ineens, zonder enige tekenen van ziekte of zo de avond of de dagen van te voren. Ik kan me weinig meer herinneren van het moment dat ik haar vond, want alles was een waas, een nachtmerrie, een slechte droom. Het enige dat ik me kan herinneren was, dat ik de boel bij elkaar geschreeuwd heb. Zoiets had ik nog nooit meegemaakt met de honden die we gehad hadden. Aangezien we geen tuin hebben, hebben we haar een paar uur later bij de dierenarts afgegeven. We waren ook niet echt in staat om na te denken wat we nu wilden, en ik wilde het lijkje zo snel mogelijk weg hebben. Ik kon er gewoon niet naar kijken en ik werd al akelig en misselijk bij de gedachte dat ze dood in ons huis lag. De dierenarts onderzocht haar kort en vermoedde een hartstilstand. Ze vroeg of we een autopsie wilden, maar daar hebben we vanaf gezien. Eerlijk gezegd was dat niet iets waar we op dat moment rationeel over konden nadenken. Toen we thuis kwamen hebben we ons beiden zitten afvragen of we soms niet tekenen gemist hadden bij Gracy, maar we konden alletwee niks bedenken.

Na deze ervaring heb ik Fay, die tenslotte een zus van Gracy was, met argusogen gevolgd. Zoiets wilde ik niet nog een keer meemaken. Fay was prima in orde. Een levenslustige, vrolijke poes die me overal in huis volgde. Alles ging goed. We besloten in september om op zoek te gaan naar een kitten om er weer een drietal van te maken. Fluf was 5 en erg actief, en Fay werd toch langzaam ook ouder, en had niet altijd zin om met Fluf te spelen. Fluf is nogal lomp en onhandig soms. Een kitten zou prima passen bij het tweetal. Onze keuze viel uiteindelijk op een ander ras dit keer: een Sibeer. We hadden ze wel al eens op shows gezien, en waren erg nieuwsgierig geworden naar dit ras. We hadden wat kaartjes meegenomen van shows, en ons oog was vooral gevallen op een bepaalde cattery. Ze zouden in november een nestje krijgen. We wilden een katertje met een zacht karakter maar die zich ook niet liet ondersneeuwen. Dat zou volgens ons het best passen bij ons tweetal, en vooral Fluffy, die nogal dominant is. Qua kleur hadden we dit keer niet echt voorkeuren, aangezien het karakter erg belangrijk was. Al wilden we liever toch geen point kleur, omdat we de wildkleuren allebei mooier vinden. We bezochten hun homepage regelmatig. In november was het nestje er. Er zat een katertje bij, geen point kleur, en we mailden. Het bezoek was erg leuk, en het was echt een scheet van een katertje, en we besloten dat hij goed bij ons zou passen. In februari zou hij naar ons toe komen.

Het katertje werd snotterig en we konden hem op de geplande datum (dat weekend in februari) nog niet afhalen. Het zou dus 1 of 2 weekjes later worden. Achteraf ben ik daar wel blij om, want het noodlot sloeg opnieuw toe. Het weekend erop werd Fay ziek. Op vrijdagavond vond ik dat ze wat lusteloos was, en besloot haar eetlust snel te testen met wat kattensnoepjes. Ze at ze, maar ik vond haar weinig enthousiast. Op zaterdag leek ze wat levendiger en ik dacht: 'Ach, een dagje niet lekker geweest...'. Maar op zondag was ze weer lusteloos, en haar vacht was plukkerig en klitterig, en toen ik haar weer wat snoep gaf, at ze het niet. Ik zette de kraan open, en ze sprong op het aanrecht. Ze dronk graag uit de kraan. De sprong was onhandig, en dat was niks voor Fay, onze springkampioen. Ze dronk gelukkig wel. Maar ik maakte me zorgen. Ik controleerde de kattenbakken. Fay nam er altijd 2 voor haarzelf in beslag: een voor te poepen en een voor te plassen, en Fluf waagde zich nooit op Fay's kattenbakken. Dus de urine en ontlasting was gemakkelijk te controleren. Ik trof er geen rare dingen aan. Geen bloed, geen diarrhee, geen vreemde kleur of geur. Toch maakte ik me ernstig zorgen, want ik had ergens gelezen dat als een kat niet eet, ze vrij snel leververvetting kan krijgen. De nacht van zondag op maandag bleef ik bij haar zitten. Ze was lusteloos. Om 8.30 uur ging de praktijk open van de dierenarts, en niet veel later stond ik er op de stoep.


Faytje, net voordat ik haar naar de dierenarts bracht...

De dierenarts bekeek haar, en stelde een bloedonderzoek voor. Twintig minuten later was de uitslag er, en die was schokkend. Een creatinewaarde van 740. Nierfalen. Ik kreeg te horen van de dierenarts dat ze weinig kans meer had. Het enige redmiddel zou zijn om haar 3 dagen aan het infuus te leggen, maar dan nog was de kans maar 10-20% dat ze daarvan opknapte, en zelfs al zou ze er van opknappen, dan was ze er nog lang niet. De creatinewaarde zou toch echt lager moeten en ze zou na 3 dagen infuus weer opnieuw getest worden om te kijken of de waardes beter waren, en daarna zouden we de volgende stap bekijken. Ze zou hoe dan ook nooit meer beter worden. Haar leven zou hoogstens wat verlengd kunnen worden, maar ook daar was de prognose slecht van. M'n wereld stortte in. Ik belde m'n vriend en we besloten om te gokken op het infuus. Om 13.00 uur lag ze eraan. Ik zat thuis te wachten, want rond 18.30 uur kon ik bellen om te vragen hoe het met haar ging. Om 16.30 uur kreeg ik een telefoontje. De dierenarts: "Niet schrikken hoor! Maar Fay is vrolijk, loopt rond, heeft lopen schransen van de dieetbrokken en ze geeft iedereen kopjes". Dat was, gezien de omstandigheden, goed nieuws. Ik kon de volgende ochtend rond 10.00 uur weer bellen.

Intussen had ik iedereen die ook maar iets van katten wist gemaild in de hoop dat ik her en der wat informatie zou kunnen krijgen over de ziekte. Ook ging ik Internet op en vond het nodige over nierfalen, en las alles wat los en vast zat. De fokker van Fay en Gracy mailde me enkele uren later terug met een heleboel informatie. Ze had haar administratie erop nageslagen, en kwam terug met cijfers over creatinewaarden van de nierkatten die ze in de loop der jaren had gehad, en hoe lang ze nog hebben geleefd. Ze waarschuwde me ook voor de emotionele achtbaan die een nierkat met zich meebrengt. De katten knappen meestal lekker op van zo'n infuus, maar het is valse hoop, want ze zakken over het algemeen weer vrij snel af. Ik kan haar niet genoeg bedanken voor de informatie die ze me heeft gegeven, want ik heb er een hoop aan gehad. Het waren niet alleen maar cijfertjes en allerlei medische termen, maar het belichtte ook de emotionele kant ervan en dat heeft me enorm geholpen.

Om 10.00 uur die volgende dag weer gebeld. Een giechelende assistente vertelde me dat iedereen Fay zo leuk vond, en dat niemand het kon laten haar te aaien en aandacht te geven. Ze was opgewekt en lief, en eten deed ze ook nog steeds. Ik kreeg een beetje hoop dat ze misschien nog thuis zou komen donderdag, al was het misschien maar voor even. Maar de fokker had me wel al voorbereid dat je met een nierkat nooit hoop moet hebben. Die wetenschap zat inmiddels al constant in m'n achterhoofd. Om 18.30 uur kon ik weer bellen. Toen ik die avond belde kreeg ik te horen dat ze minder vrolijk was, en dat ze niet meer at. Ze waren tot dwangvoeren overgegaan. Al kostte dat niet veel moeite: de voerspuit ging makkelijk in de mondhoek en ze slikte alles meteen zonder problemen door. De dierenarts was er echter niet zeker van of dat kwam omdat de nierwaarden slecht waren, of omdat ze zich daar begon te vervelen en het gewoon beu was. De test donderdag moest het uitwijzen. Intussen bleef ik alles lezen wat ik kon vinden, en er vielen allerlei puzzelstukjes op z'n plaats, maar daarover later meer.

Ik sliep die nacht slecht. Ik had een heel akelig voorgevoel. Rond 2.30 uur schrok ik wakker, in paniek. Ik kreeg het gevoel dat er iets niet goed zat. Zo goed als het ging probeerde ik nog te slapen, want er was toch niks dat ik kon doen. Om 8.30 uur ging de telefoon, en ik wist eigenlijk al wie het zou zijn, en wat ik te horen zou krijgen. En ja, Fay was die nacht overleden. De dierenarts was op de praktijk gekomen en had haar dood gevonden.